Laatste update: 6 maart 2005.

Intercitymaterieel (icm) "Koploper"

Koploper bij Zwolle

    Drietjes:
  • Spoorbreedte: 1435 mm.
  • Asindeling:  Bo'Bo' + 2'2' + 2'2'
  • Fabrikant:
  • Mechanisch deel: Talbot
    Elektrisch deel: CEM Oerlikon, Holec
  • Bouwjaar: 1977, 1984 - 1986
  • Continu vermogen: 4 x 315 = 1260 kW.
  • Max. snelheid: 160 km/h.
  • Lengte over de koppeling: 80600 mm.
  • Radstand draaistel: mBk/mBDk: 2700 mm.
        • AB en sBk: 2500 mm.
  • Hart op hart draaistellen: 19000 mm.
  • Middellijn wielen: 950 mm.
  • Dienstvaardig gewicht: 144 ton.
  • Aantal gebouwd: 94.
  • Nog in dienst:

    Viertjes:
  • Spoorbreedte: 1435 mm.
  • Asindeling:  Bo'Bo' + Bo'2' + 2'2' +  2'2'
  • Fabrikant:
  • Mechanisch deel: Talbot, Duewag
    Elektrisch deel:  Holec
  • Bouwjaar: 
  • Continu vermogen: 6 x 315 =  1890 kW.
  • Max. snelheid: 160 km/h.
  • Lengte over de koppeling:  mm.
  • Radstand draaistel: mBk/mBDk: 2700 mm.
        • AB en sBk: 2500 mm.
  • Hart op hart draaistellen: 19000 mm.
  • Middellijn wielen: 950 mm.
  • Dienstvaardig gewicht: 
  • Aantal gebouwd: 50.
  • Nog in dienst:

Serie-aanduiding:
Drietjes:
ICM-0-III: 4001 - 4007
ICM-!-III: 4011 - 4050
ICM-2-III: 4051 - 4097
Viertjes:
ICM-3-IV: 4201 - 4250

Samenstelling:
4001 - 4007: mBk 381 + AB 383 + sBk 382
4011 - 4050: mBDk 384 + AB 386 + sBk 385
4051
4201

Aantal zitplaatsen:
Drietjes: 1e klas: 35, 2e klas: 152 (4001-4007: 155)
Viertjes: 1e klas: , 2e klas: .

Bij de start van het Intercitynet in 1970 werden vooral de hondekoppen voor dit vervoer ingezet. Voor uitbreiding en vooral vervanging was er behoefte aan een nieuw materieeltype, dat in de jaren tachtig het vervoer over zou kunnen nemen. Deze nieuwe generatie omvat zowel getrokken materieel (ICR) als elektrische treinstellen (ICM). Ook was een maximum dienstsnelheid van 160 km/h. wenselijk, gecombineerd met een redelijk hoge aanzetsnelheid.
Gekozen werd voor een drierijtuigstreinstel met slechts één koprijtuig als motorwagen. De treinstellen zijn in de kop voorzien van een automatisch koppelende doorloopinrichting, teneinde van het ene treinstel door te kunnen lopen naar het andere treinstel. Door deze doorloopkop is de cabine naar het dak verplaatst.
In zowel de tweede als de eerste klas werd een bankafstand gehanteerd  van 2 meter. De treinstellen beschikken niet over een bagageruimte, maar wel over een expressgoedkast.
De vervolgserie wijkt op enkele punten af van de protoserie: in de mBDk zijn twee afsluitbare postkasten ter vervanging van de expressgoedkast. Ook is er ruimte vrijgemaakt voor het vervoer van fietsen. De conducteur heeft weer een eigen werkruimte.
In 1988 werd besloten om een vervolgserie van 4 bakken per treinstel te bestellen. Dit omdat een gemengd bedrijf met drie- en vierdelige treinstellen economisch rendabeler zou zijn dan uitsluitend met drietjes. Omdat aan de eis moest worden voldaan dat de rijtijden van een III en IV gelijk moesten blijven, werd gekozen voor extra aangedreven assen. De koprijtuigen werden gelijk aan de ICM-1 en ICM-2, een tweede en een eerste klas tussenrijtuig die qua indeling bijna gelijk waren aan de ICR rijtuigen.. Het tweede-klas tussenrijtuig kreeg één motordraaistel aan de zijde van het koprijtuig, aan de andere zijde een loopdraaistel.
Vanaf 1994 is een begin gemaakt met het moteren van baanruimers op alle 144 koplopers. De baanruimer moet vooral voorkomen dat bij aanrijdingen op overwegen de trein ontspoort door het onder de bak komen van het obstakel.
 
Reclame koploper (KLM) zonder baanschuiver Reclame koploper (de lage landen)
Enkele Koplopers kwamen ook in totaal-reclame uitvoering op de baan (links zonder baanruimer).
 

Up one level