|
|
Serie-aanduiding:
TT 501, T1 502-511, T2 512-521, T3 522-531
Samenstelling:
501: Bk 332 + AD 333 + B 334 + Bk 335;
502 - 511: Bk 344 + BD 345 + AB 346 + Bk 347;
512 - 531: Bk 348 + BD 349 + AB 350 + 351.
Aantal zitplaatsen:
1e klas: 42, 2e klas: 208, restauratie: 22.
(501: 1e klas 41, 2e klas: 240).
|
|
Serie-aanduiding:
V1: 401-415, V2: 416-430, V3: 431-438, V4: 441-461, V5: 462-471, V6: 472-483,
V7: 801-840, V8: 841-870, V9:871-888, V10: 889-920, V11: 921-935, V12: 936-950,
V13: 951-965.
Samenstelling:
V1-V3: Bk 336 + ABDk 337
V4-V6: Bk 352 + ABk 353
V7: BPk 354 + ABk 355
V8-V13: BPk 356 + ABk 357
Fabrikanten:
V1-V4, V6, V7: Werkspoor,
V5, V9-V13: Talbot,
V8: Talbot/Düwag.
Aantal zitplaatsen:
1e klas: 24, 2e klas: 104.
(441 - 483: 1e klas 24, 2e klas: 118).
In het najaar van 1961 verscheen vierrijtuigstel
501 als prototype op de baan voor een nieuwe serie, aangeduid als TT = Treistel
Toekomst.
Door de opening van vele voorstadhalten was er behoefte aan speciaal materieel
voor stoptreien met een grotere aanzetversnelling. De 501 werd uitgebreid
getest voordat tot seriebouw werd overgegaan.
De dertig treinstellen wijken op enkele punten af van het prototype, zoals
de lengte en de indeling van de tussenrijtuigen. Bovendien werden de 502-531
uitgerust met een restauratie-afdeling met keuken en een grotere bagageruimte.
De hogere aanzetsnelheid werd gerealiseerd met een lager gewicht in vergelijking
met voorgaande materieelsoorten. De koprijtuigen zijn 25500 mm lang, de middenbakken
24550 mm (501: 23694 mm).
De V en T's werden uitgerust met automatische zwenk-zwaaideuren, een omroepinstallatie
en koersrollen. Reizigers kunnen de deuren alleen openen na ontsluiting door
de machinist. Met een speciale sleutel sluit de conducteur alle deuren, waarna
de machinist in de cabine het vertreksein krijgt.
Plan V (mat 64') is een afgeleide van plan T. Doordat de stellen (onderling
en zowel T met V) koppelbaar zijn, kan de trein naar behoefte verlengd worden.